Rapporten en zaakverslagen
Klacht over rechtelijke procedure
07-05-2015
een man ontvangt in 2013 een besluit op bestuursdwang waarin hij door het stadeel wordt gedwongen een trailer met daarop een zeilboot te verwijderen. Deze trailer is geplaatst op de waterkering tegenover zijn perceel. Op 2 juli 2013 wordt zijn bezwaar hiertegen door het stadsdeel ongegrond verklaard. De rechtbank stelt de man echter in het gelijk. Volgens de rechtbank is de waterkering waarop de trailer staat geen ‘weg’ zoals bedoeld in de APV. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) is echter met het stadsdeel van mening dat het begrip ‘weg’ ruim opgevat dient te worden en deze plek hieronder valt. Ingevolge de APV is het verboden zonder vergunning voorwerpen of stoffen op, aan, in of boven de weg te plaatsen, aan te brengen, te hebben of te storen. Volgens de afdeling is hier ook geen sprake van zicht op legalisatie nu het stadsdeel al te kennen heeft gegeven een vergunningaanvraag niet te honoreren. De trailer zou afbreuk doen aan het aanzien van de openbare ruimte. De man beroept zich in de procedure op het gelijkheidsbeginsel en stelt dat aan de andere kant van het water op IJburg, tientallen boten tegen de oever zijn opgetrokken. Het stadsdeel brengt hier tegenin dat deze boten ten tijde van het nemen van het besluit op bezwaar allemaal waren verwijderd, naar aanleiding van een jaarlijks terugkerende handhavingsactie. Ook dit betoog slaagt dus niet. In november 2014 wendt de man zich naar aanleiding van de uitspraak van de afdeling tot het stadsdeel. Hij verklaart dat de vertegenwoordiger van het stadsdeel tijdens de zitting een leugenachtige verklaring heeft afgelegd. Zo stelt hij dat hij al jaren tegen diverse illegale bouwsels, steigers en objecten aankijkt en het stadsdeel hier nooit tegen opgetreden heeft. In zijn geval gaat het stadsdeel echter wel over tot handhaving. In het telefonisch contact naar aanleiding van zijn klacht stelt het stadsdeel dat het een dergelijke klacht interpreteert als een beschuldiging van meineed. De klachtenprocedure zou hier niet voor open staan. De man wendt zich hierop tot de ombudsman. De ombudsman oordeelt dat het feit dat het stadsdeel niet wilde reageren op verzoekers klacht, geen schoonheidsprijs verdient. Hij is echter inhoudelijk gezien niet bevoegd een onderzoek in te stellen nu een rechter zich al over deze zaak gebogen heeft. De zaak wordt gesloten.