Een echtpaar woont al twintig jaar in dezelfde woning. Een tijd geleden hebben zij een nieuwe buurman gekregen die het pand verbouwt. Het echtpaar stelt schade te lijden door deze verbouwing en dat er diverse werkzaamheden plaatsvinden zonder de daarvoor vereiste omgevingsvergunning.

Het echtpaar dient een klacht in bij Stadsdeel West over de gang van zaken en maakt daarnaast melding van een vermoeden van integriteitsschending door verschillende medewerkers van het stadsdeel. Uiteindelijk besluit het stadsdeel opdracht te geven aan een extern bureau om een onderzoek te starten naar de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving met betrekking tot het betreffende pand. Het echtpaar wendt zich in die periode ook tot de ombudsman.

De ombudsman oordeelt dat hij geen aanknopingspunten heeft om aan te nemen dat het stadsdeel onbehoorlijk heeft gehandeld. Een concreet vermoeden daarvoor ontbreekt nu een extern bureau onderzoek heeft verricht naar de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving van het naastgelegen pand en daaruit onder meer blijkt dat het stadsdeel juist heeft gehandeld bij de vergunningverlening en dat er tijdens het bouwproces regelmatig en voldoende bouwtoezicht is uitgevoerd. Ook blijkt daaruit dat het echtpaar onvoldoende bewijs heeft geleverd ter onderbouwing van de meldingen van integriteitsschendingen en dat het stadsdeel de overige meldingen en klachten heeft onderzocht en afgehandeld. Tot slot blijkt dat het stadsdeel de aanbevelingen voor verbetering zal overnemen en -gezien de onderzoeksresultaten- geen aanleiding ziet om vervolgonderzoek te laten verrichten naar de meldingen van integriteitsschendingen. De ombudsman sluit het dossier.