Een bewoner van de binnenstad beklaagt zich erover dat het stadsdeel Centrum weigert een laad- en loshaven bij hem in de straat op te heffen. Hij wenst opheffing van de parkeergelegenheid omdat die naar zijn waarneming en oordeel te weinig gebruikt wordt om het voortbestaan ervan te rechtvaardigen. Uit contact met de betrokken gebiedscoördinator van het stadsdeel blijkt dat de laad- en loshaven hoofdzakelijk gebruikt wordt door leveranciers van in de straat gevestigde horeca en het laten in- en uitstappen van bezoekers daarvan. De ombudsman ziet aanvankelijk geen rol voor zich weggelegd omdat de bewoner geen persoonlijk belang bij het al dan niet opheffen van de parkeergelegenheid lijkt te hebben. Dat ziet de bewoner zelf toch wat anders. Hij blijkt een onderneming te runnen waarbij op afspraak wordt gewerkt. Het eigenlijke probleem blijkt hier uit te bestaan dat cliënten vaak te laat op een afspraak verschijnen omdat bij de aan- en afvoer van goederen en personen onvoldoende gebruik gemaakt wordt van de laad- en loshaven, hetgeen tot opstoppingen leidt. De ombudsman maakt hieruit op dat de bewoner in plaats van het opheffen van de laad- en losplaats veel meer gebaat zou zijn met een zo intensief mogelijk gebruik ervan. Daarom verzoekt de ombudsman aan de gebiedscoördinator de betrokken ondernemer(s) te vragen hun leveranciers op het gebruik van de voor hen gereserveerde parkeergelegenheid te wijzen. Dat gebeurt en nu maar hopen dat het helpt.