Een echtpaar uit Amsterdam laat de Ombudsman weten dat zij zich niet kunnen vinden in de manier waarop hun civiele bewindvoerder met hen omgaat. Zo krijgen zij hun leefgeld contant, hebben ze een pandverbod gekregen en neemt hij de telefoon niet op als ze bellen. Hoewel de Ombudsman formeel niet bevoegd is, zegt hij het echtpaar toe contact op te zullen nemen met hun hulpverlener en de bewindvoerder.  Uit deze gesprekken wordt duidelijk dat er wel meer aan de hand is en dat de hulpverlener mee zal gaan naar de bewindvoerder voor een gesprek om tot een voor alle partijen aanvaardbare oplossing te komen. Het echtpaar is hierdoor gerustgesteld en zal het gesprek aangaan. De Ombudsman sluit het dossier.