Een man wendt zich tot de ombudsman en vertelt dat er zodanige onenigheid is met zijn buren dat hij bang is gebruik te maken van het trapportaal. Hij zegt racistisch te worden benaderd en te worden uitgelachen. De man zit in een rolstoel en voelt zich in deze situatie bedreigd.

Om naar buiten te kunnen moet hij gebruik maken van een lift en langs de deur van de buren met wie de onenigheid is. Ook praktisch gezien is het bereiken van de lift volgens de man een probleem; door de spullen die de buren op de gang zetten of hangen, kan hij er met zijn rolstoel niet goed langs.

Op basis van deze informatie heeft de ombudsman bij het stadsdeel navraag gedaan of deze situatie bekend was. Dat bleek wel het geval te zijn. Er zijn gesprekken geweest met alle betrokkenen en afspraken gemaakt over het gebruik van het trapportaal en het niet meer mogen plaatsen van spullen.

Er is een contactpersoon bij de woningbouwvereniging  en bij het stadsdeel die rechtstreeks benaderd mogen worden als de gemaakte afspraken geschonden worden.

Op verzoek van de ombudsman zijn die afspraken schriftelijk vastgelegd en verstuurd aan alle betrokkenen.

Omdat de man meldingen blijft sturen over schending van de afspraken heeft de ombudsman opnieuw aan het stadsdeel gevraagd wat er, gelet op de gemaakte afspraken hiermee doen.

Het stadsdeel laat weten dezelfde meldingen te hebben ontvangen als de ombudsman en over de handhaving contact te hebben gezocht met de woningbouwvereniging.

Voor de ombudsman is er geen rol meer weggelegd nu de overlast situatie voldoende bekend is en de aandacht krijgt die het verdient.