Rapporten en zaakverslagen
Verplaatsing van een woonwagenpark
09-07-2015
Een vrouw huurt twee standplaatsen op een kermisexploitantenterrein in Stadsdeel West. Ze woont hier met haar twee stiefkinderen en echtgenoot. De standplaatsen zijn al 45 jaar in de familie. Al jaren is duidelijk dat de bewoners zullen moeten vertrekken vanwege de komst van een Food Center. Aanvankelijk bestond het kamp uit 70 gezinnen. Dit aantal is in de afgelopen jaren uitgedund tot een aantal van 20 gezinnen met een huurovereenkomst en tien gezinnen met een gebruikersovereenkomst. Wanneer er een plek vrijkomt, wordt hiervoor een gebruikersovereenkomst gesloten. Mensen met een gebruikersovereenkomst hoeven hiervoor geen vergoeding te betalen. Zij kunnen daarmee ook geen aanspraak maken op een plek op een nieuw terrein dat niet uitbereid kan worden. De bewoners met een huurovereenkomst krijgen wel gegarandeerd een plek. In 2013 vindt de gemeente een kleinere plek op het Melkweg complex in Stadsdeel Noord. Het nieuwe bestemmingsplan voor het complex wordt in maart 2014 definitief vastgesteld door de gemeenteraad. De verantwoordelijk wethouder zorgt er persoonlijk voor dat er in het bestemmingsplan zoveel mogelijk tegemoet wordt getreden aan de wensen van bewoners. De vrouw verneemt echter dat ze voor haar twee plekken, slechts één standplaats terugkrijgt. Deze standplaats is wel iets groter dan de twee plekken bij elkaar. Het is echter onduidelijk of ze twee woonwagens op haar plek mag (ingevolge het bestemmingsplan) en kan (ruimtetechnisch) plaatsen. Ze kan zich niet vinden in het feit dat mensen met een gebruikersovereenkomst €35000,- vergoedt krijgen terwijl ze geen huur betaald hebben. Zij kan haar tweede caravan waar haar kinderen van 21 jaar oud wonen waarschijnlijk niet kwijt op de nieuwe plek. De vrouw heeft al die jaren huur betaald, maar krijgt geen vergoeding voor het verlies van haar standplaats. OGA stelt zich op het standpunt dat ze op haar nieuwe plek meer ruimte heeft. Kinderen van huidige bewoners staan op een wachtlijst voor een eigen plek en komen ook niet in aanmerking voor een plek op het nieuwe terrein. Volgens de advocaat van de vrouw hadden de kermisexploitanten aanvankelijk een aparte status binnen Amsterdam. Zij beschikten zelf over een wachtlijst waarop alleen bewoners en kinderen van bewoners van het kamp stonden. De gemeente wil de kermisexploitanten op de nieuwe plek laten vallen onder het gemeentelijk beleid voor woonwagenbewoners. Volgens dit beleid bestaat er één wachtlijst voor de gehele stad. Dit zou betekenen dat de kermisexploitanten niet meer als groep bij elkaar zouden kunnen blijven wonen. De vrouw heeft deze situatie herhaaldelijk aangekaart bij de gemeente. Die blijft echter bij haar standpunt. Gezien het voorgaande wendt zij zich tot de Gemeentelijke Ombudsman. De ombudsman is van mening dat ten aanzien van het laatst naar voren gebrachte punt hij niet bevoegd is om zijn oordeel te geven. Het betreft hier namelijk beleid van de gemeente Amsterdam. Voor wat betreft het andere punt van mevrouw geldt dat de Gemeentelijke Ombudsman de gemeente om een nadere reactie heeft gevraagd. De reactie is vervolgens voorgelegd aan de vrouw en haar advocaat. Omdat zowel de vrouw als de advocaat niet hierop hebben gereageerd ziet de ombudsman geen aanleiding om het onderzoek voort te zetten en heeft hij daarom het dossier gesloten.