Een moeder stuurt de ombudsman en diverse instanties die bij Jeugdbescherming betrokken zijn, een klacht. Zij vindt dat er te weinig gedaan wordt om de veiligheid van haar zoon tijdens zijn verblijf bij zijn vader te waarborgen. In eerste instantie dient de verantwoordelijke organisatie zelf de klacht te behandelen en indien dat niet gebeurt of de klachtbehandeling is niet naar tevredenheid, is de ombudsman aan zet. Een maand later stuurt zij de ombudsman een e-mail die gericht is aan een meerdere organisaties, betrokken bij jeugdhulp en de pers met een vraag over de veiligheid van haar zoon bij bezoeken aan familie. Het is niet bekend wat er met haar klachten is gebeurd.  De ombudsman laat de moeder weten dat het niet duidelijk is wat zij van hem verwacht. Hij stelt voor dat ze voor hulp en advies bij haar klachten contact opneemt  met het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg. Indien daaruit komt dat bemoeienis van de ombudsman gewenst is, hoort hij dat graag. De ombudsman merkt verder in de 3D brief op dat is dat de kans groot is dat geen van de geadresseerde zich aangesproken voelt, of juist dat er meerdere instanties tegelijk in actie komen. Om deze reden stelt de ombudsman ook de andere ontvangers van de laatste mail op de hoogte van zijn reactie aan de moeder. Jeugd nodigt daarop de geadresseerden uit om met elkaar af te stemmen wie wat doet en zijn er werkafspraken gemaakt over coördinatie bij dergelijke mailstromen.