In juni komt een man op het spreekuur van de ombudsman. Zijn uitkering was tijdelijk stopgezet wegens een vermoeden van WPI dat hij betaald werk deed. Onderzoek wees uit dat dit niet het geval was en meneer’s uitkering wordt hervat. De man geeft aan niet blij te zijn met de gang van zaken en heeft een klacht ingediend bij WPI. Zijn klacht wordt ongegrond verklaard. Meneer geeft aan dat zijn vertrouwen in WPI geschaad is. De ombudsman bemerkt dat ook al is de procedure formeel correct uitgevoerd, hij begrijpt dat dit een vervelende situatie voor meneer is geweest. De ombudsman stelt voor de zaak bij het klachtenteam van WPI voor te leggen. Er vindt vervolgens een driegesprek plaats waarin de situatie wordt uitgesproken en de lucht wordt geklaard. Na dit gesprek geeft meneer aan  tevreden te zijn over hoe het is opgepakt. Hij behoudt zijn klantmanager en er wordt verder gekeken naar zijn mogelijkheden om betaald werk te vinden. De Ombudsman sluit de zaak.