Een man komt naar het spreekuur van de ombudsman en vertelt dat hij doordat hij de woning deelt met zijn vader, een korting krijgt op zijn bijstandsuitkering. Maandelijks krijgt hij nu € 130 minder uitkering. Behalve deze korting wordt ook van hem verwacht dat hij hiervoor in ruil werkzaamheden doet. De man vraagt de ombudsman of dit allemaal zo mag. De ombudsman legt de man uit dat dit te maken heeft met nieuwe wetgeving. De wetgever vindt dat mensen die samen een woning delen ook samen de kosten moeten delen. In veel gevallen betekent dit een forse inkomstenachteruitgang om dat beide personen zo’n korting krijgen.

Met name over deze stapeling van kortingen en de gevolgen die dit heeft voor de mensen maakt de ombudsman zich zorgen. De ombudsman legt de man uit dat hij niet bevoegd is te oordelen over de inhoud van de wetgeving, maar dat hij wel signalen kan afgeven en vragen stellen als de uitwerking daartoe voldoende aanleiding geeft..

Om dit te kunnen beoordelen wordt met de man afgesproken dat de ombudsman, met hulp van  vader en zoon, de precieze financiële situatie zowel voor als na de wetswijziging in kaart brengt.