Een man ontvangt een boete van € 97,- wanneer hij in juni 2014 met  logeerhond niet-aangelijnd op straat wandelt. Hij vindt een dergelijke boete opgelegd door een opsporingsambtenaar van Stadstoezicht disproportioneel. Hij bespreekt het voorval met de ombudsman en stuurt hem een afschrift van zijn bezwaarschrift aan de Officier van Justitie. De ombudsman is echter niet bevoegd om onderzoek te doen naar de handelwijze van handhavers van Stadstoezicht als zij in de hoedanigheid van  opsporingsambtenaar optreden. De ombudsman vraagt de man om hem op de hoogte te stellen over de afloop. Als hij in juli 2015 nog steeds geen reactie heeft ontvangen op zijn bezwaarschrift, besluit de ombudsman in overleg met de man het dossier te sluiten.