Een man komt bij de ombudsman op het spreekuur. Hij vertelt dat hij na een verblijf van een aantal jaren in Turkije is teruggekeerd in Nederland. Zijn verhuurder/broer heeft hem in 2014 uitgeschreven uit zijn woning en deze is inmiddels aan anderen verhuurd. Hij is nu dakloos en heeft een postadres bij een koffiehuis in Amsterdam. Hij heeft een aanvraag om bijstand ingediend en WPI vraagt allerlei informatie onder meer naar eigendomsaktes van bezittingen in Turkije. Hij stelt hier niet aan te kunnen komen. Daarnaast is er  recentelijk door zijn broer aangifte gedaan van bedreiging en heeft de politie hem een aantal dagen vastgehouden. Via het Juridisch Loket heeft hij een advocaat toegewezen gekregen. Hij heeft nog geen contact met de advocaat gehad. De ombudsman adviseert hem zijn advocaat te raadplegen. Daarnaast heeft hij een klachtafhandelingsbrief van WPI bij zich, waaronder een verwijzing naar de ombudsman staat.

Vandaar dat hij zich tot de ombudsman wendt. De ombudsman ziet geen vermoeden van onbehoorlijk handelen in de klachtafhandeling door WPI. De ombudsman informeert  hem over voorzieningen voor daklozen. De man zegt dan dat hij wel eten krijgt, kan douchen en logeren bij derden. De ombudsman ziet momenteel geen rol voor zich weggelegd en sluit het dossier.