Een vrouw uit Amsterdam mailt de ombudsman met het volgende. Zij heeft in oktober 2012 een boete opgelegd gekregen wegens parkeren op een invalideparkeerplaats. Eigenlijk is zij het niet eens met de boete omdat ze toestemming had van degene op wiens kenteken de parkeerplaats stond geregistreerd. Tijdens een aanvraag schuldhulpverlening was haar echter te kennen gegeven dat ze het bezwaar tegen de boete moest intrekken. De boete is vervolgens meegenomen in het schuldhulpverleningstraject en de Gemeentelijke Kredietbank (GKA) heeft ook een bedrag aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) betaald. Toch ontvangt de vrouw acceptgiro’s van het CJIB waarin de oorspronkelijke boete van € 347, - verhoogd wordt tot € 1027, -.

De vrouw kan zich hierin niet vinden en beklaagt zich bij de schuldhulpverlener die aangeeft dat de MaDi zich hiervoor niet aansprakelijk acht omdat de GKA indertijd een verkeerde geboortedatum zou hebben doorgegeven maar dat deze, ongemotiveerd, heeft laten weten niet aansprakelijk te zijn. De ombudsman legt de zaak voor aan de GKA en krijgt zeer snel als antwoord dat de lezing van de vrouw en stelt voor dat de GKA de verhoging rechtstreeks aan het CJIB zal betalen. Omdat het CJIB, in tegenstelling tot andere schuldeisers, geen kwijtschelding verleend na afloop van het minnelijke traject blijft de vrouw nog € 199, - schuldig aan het CJIB. De vrouw kan zich helemaal vinden in deze oplossing en laat de ombudsman weten “dat het voelt alsof een molensteen van de hals wordt afgenomen”. De ombudsman bedankt de GKA en sluit het dossier.