Een man is een aantal jaren in het buitenland geweest. Omdat hij ziek is geworden en hij geen middelen van bestaan meer heeft, is hij naar Nederland teruggekeerd. Hij wendt zich tot de gemeente omdat hij geen woning en geen middelen van bestaan heeft. De aanvraag briefadres neemt een aantal maanden in beslag, maar wordt hem uiteindelijk toegekend vanaf datum aanvraag.

De aanvraag bijstand gaat echter uit van de datum van toekenning van het briefadres en dat scheelt enkele maanden inkomen. Bij de intake van de aanvraag bijstand lopen de gemoederen over dit feit dusdanig op dat de man wegloopt en in woede roept, dat hij zijn aanvraag intrekt.

De man wendt zich daarop tot de ombudsman. Omdat er onduidelijkheid is over de vraag wat de ingangsdatum van de aanvraag bijstand is informeert de ombudsman bij de gemeente of alle feiten met betrekking tot de aanvraag bij de gemeente bekend zijn. Dit blijkt niet het geval te zijn en de gemeente ziet hierom aanleiding de man opnieuw uit te nodigen om de aanvraag van de man opnieuw te beoordelen.

De ombudsman sluit het dossier.