Een man ondervindt overlast van langsrijdende metro’s en beklaagt zich hierover bij de afdeling Metro en Tram van de gemeente. Hij wil dat de metro’s langzamer gaan rijden, want dat zou volgens hem verschil maken. De man kan zich niet vinden in de uitleg van de afdeling Metro en Tram die erop neerkomt dat de dienstregeling in de war raakt als de metro’s langzamer moeten rijden. De man begrijpt de uitleg niet, omdat sommige chauffeurs volgens hem wel degelijk zacht rijden en zacht optrekken. Als ze dit doen is er ook geen overlast. Verder heeft hij de laatste tijd last van een hoog piepend geluid.

Uit onderzoek volgt dat dit piepende geluid kan worden veroorzaakt door de slip- en glijbeveiliging van de metro. De bestuurder hoort te anticiperen op de gesteldheid van de baan ende weeromstandigheden en rekening te houden met de reactie van de metro, maar het is niet altijd uit te sluiten.

Volgens de ombudsman wijst alle informatie die tot nu toe boven tafel is gekomen erop dat de oorzaak van de overlast de wijze van besturen van de metro is en dat het probleem dus bij het GVB ligt. De ombudsman is niet bevoegd om onderzoek te verrichten naar het GVB. Wel vraagt hij de afdeling Metro en Tram om de ervaren overlast (nogmaals) bij het GVB onder de aandacht te brengen. Eventuele nieuw ervaren overlast kan de man gelet op de vermoedelijke oorzaak het beste melden bij het GVB. De ombudsman sluit hierna het dossier