Een vrouw vertelt de ombudsman dat zij door de overlast die zij van haar onderburen ondervindt niet in haar woning slaapt, maar op zolder. Ze heeft dit probleem een half jaar eerder al aan de ombudsman gemeld. De ombudsman biedt aan om samen met een hulpverleenster die al eerder van deze zaak op de hoogte was, bij haar langs te komen om de overlast en haar woonsituatie te bespreken. De vrouw laat weten hier geen prijs op te stellen. Haar thuiswonende zoon zal contact zoeken met de buren. De ombudsman vindt dit spijtig omdat hij zich zorgen maakt over haar welzijn. Niettemin respecteert hij haar wens. Hij laat de vrouw weten dat het aanbod blijft staan, voor het geval zij zich mocht bedenken.