Een vrouw en haar kinderen zwerven van adres naar adres in Amsterdam. Ze hebben aanvankelijk een briefadres, maar door een communicatiestoornis over een van de verblijfadressen wordt die registratie beeindigd. De Straatjurist die haar begeleid is ten einde raad en wendt zich tot de ombudsman. De ombudsman neemt contact op met de vrouw en raadt haar aan om zich bij de maatschappelijke opvang te melden. Zo komt ze ook in aanmerking voor een briefadres en een daklozenuitkering. Dat doet de vrouw uiteindelijk. Zij wordt met haar kinderen opgevangen in een instelling. Via de afdeling Bijzondere Doelgroepen krijgt ze een postadres en een daklozenuitkering. Bij deze stand van zaken sluit de ombudsman het dossier.