Een vrouw woont alleen en heeft een parttime baan. Haar vriend die een uitkering heeft, is verslaafd en heeft psychische problemen. Door omstandigheden dreigt hij op straat te komen staan. In afwachting van een eigen woning is de vrouw bereid hem tijdelijk onderdak te verlenen. Op 16 januari 2009 hebben zij op eigen initiatief een gesprek bij DWI waarin hij vertelt dat hij per 22 januari 2009 geen onderdak heeft en tijdelijk bij verzoekster zal intrekken. In de rapportage van DWI staat echter dat hij DWI op geen enkele wijze (tijdig) in kennis heeft gesteld van zijn feitelijke woonsituatie (gezamenlijke huishouding). De vrouw dient hierover een klacht in. Tijdens de hoorzitting doet zij ook haar beklag over het gedrag van de contactpersoon van haar vriend. Zo hoorde zij hoe de contactpersoon tegen hem tekeer is gegaan omdat hij te vaak zou bellen. DWI heeft deze aantijging aan de contactpersoon voorgelegd die liet weten niet tekeer te zijn gegaan. DWI verklaart de klacht hieromtrent ongegrond. De vrouw kan zich in de gang van zaken niet vinden en wendt zich tot de ombudsman.
De ombudsman stelt vast dat de man DWI afdoende heeft geïnformeerd over zijn voornemen bij zijn vriendin in te trekken. Wat betreft het omgaan met tegenstrijdige verklaringen van uitkeringsgerechtigden en medewerkers van DWI is het van tweeën een: in dergelijke gevallen dient geen oordeel te worden uitgesproken of er wordt wel een oordeel uitgesproken, maar niet voordat de afwijkende reactie eerst aan de andere partij is voorgelegd voor een nadere reactie.