Een man bezoekt het spreekuur van de ombudsman en vraagt of deze iets voor hem kan doen. Hij vertelt van de gemeente een PGB te ontvangen waarvoor hij iemand mag inhuren die hem helpt om zijn woning op te ruimen. Hoewel hij zeer tevreden is over deze hulp, zegt hij belemmeringen te ervaren doordat hij met zijn spullen nergens naartoe kan. Hij vraagt de ombudsman of er door de gemeente gefinancierde opslagmogelijkheden zijn. De ombudsman vertelt dat dit niet het geval is, maar dat hij dit bovendien voor deze situatie ook geen reƫle optie vindt. Wel attendeert de ombudsman de man op de mogelijkheden van de GGD en ook op het belang van een opgeruimde woning, zowel voor hemzelf als voor zijn buren.