Twee kinderen zijn uit huis geplaatst. Vader vindt, in tegenstelling tot Jeugdbescherming, dat deze uithuisplaatsing niet verlengd hoeft te worden. Het gaat heel goed en hij vindt dat Jeugdbescherming een verstorende rol speelt. Enkele maanden eerder oordeelde de rechter dat Jeugdbescherming haar gronden onvoldoende had gemotiveerd, maar sindsdien merkt de vader geen verbetering. Na een klacht van de vader bij Jeugdbescherming is er een bemiddelingsgesprek geweest waarin de vragen van vader niet voldoende zijn beantwoord. Vervolgens heeft hij een klacht ingediend bij de onafhankelijke klachtencommissie. Die werd niet-ontvankelijk verklaard. Dit heeft zijn vertrouwen niet bevorderd en daarom klaagt hij nu bij de kinderombudsman. Na opvraag van nadere informatie blijkt dat de klachtencommissie de vader heeft gevraagd zijn klacht te concretiseren en onderbouwen voordat zij deze kunnen behandelen. Dat heeft hij nog niet gedaan. Dit is echter wel de stap voordat de kinderombudsman de klacht kan onderzoeken. Daarom adviseert zij de vader zich met een concrete klacht tot de klachtencommissie te wenden. Dit zal hij doen.