Een hulpverlener vraagt de kinderombudsman om advies. Hij ondersteunt een tiener bij diens werkhouding op een middelbare school. Het lijkt echter of de school de ondersteuning tegenwerkt. Hij heeft het vermoeden dat de tiener wordt buitengesloten en onheus bejegend. Als ouders hun klachten willen bespreken gaat dit moeizaam. De tiener wil van school veranderen, maar de communicatie is dermate slecht dat ook dit problemen geeft. Voordat de kinderombudsman verder in gesprek kan over de klachten lijkt het beter te gaan. Besloten wordt dat de kinderombudsman voor nu niet verder betrokken zal zijn.