Een marktkoopman op de Waterloopleinmarkt wisselt van standplaats. Achter de standplaatsen bevinden zich opslagruimtes voor de marktondernemers. Voor de huur sluit de gemeente een overeenkomst met de ondernemer. Pas na bijna een jaar ontvangt de man een contract voor zijn nieuwe opslagplek. Daarin staan bepalingen die voorheen niet waren opgenomen in het contract. De reden is de vooringenomen herinrichting van de Waterloopleinmarkt. De man valt met name over de bepaling dat de gemeente gerechtigd is het contract zonder enige vooraankondiging op te zeggen. De marktkoopman is van mening dat hij een contract zou moeten krijgen zoals dat een jaar eerder zou hebben geluid. Omdat de man de gemeente nog niet in de gelegenheid heeft gesteld te reageren op zijn klacht verwijst de ombudsman hem naar de klachtenregeling van de gemeente Amsterdam. Mocht hij het niet eens zijn met de klachtafhandeling kan hij zich weer tot de ombudsman wenden.