Een vrouw belt namens haar zoon naar de ombudsman. Haar zoon is vergunninghouder en maakt gebruik van één van de maatregelen van het Parkeerplan dat het college van burgemeester en wethouders heeft vastgesteld. Omdat het - na een werkdag - vaak lang zoeken is naar een parkeerplaats, biedt de gemeente Amsterdam het parkeren in parkeergarages aan. Parkeergarages worden niet optimaal benut, terwijl de parkeerdruk op straat hoog is. Door deze maatregel ontstaat er ruimte op straat, zijn de wachtlijsten korter en is de parkeerdruk dus minder. Toch is de zoon van de vrouw niet tevreden, hij wil namelijk graag bij een parkeergarage dichter bij zijn huis parkeren. De huidige parkeergarage ligt buiten zijn dagelijkse buurt, de andere ligt juist op zijn route en kan hij aldus meteen zijn boodschappen doen. Zowel de zoon als de moeder hebben meerdere verzoeken en klachten bij de gemeente ingediend of het mogelijk is om te ruilen. Dit is helaas niet mogelijk. Er zijn veel Parkeerplangebruikers, niet iedereen kan dichterbij zijn huis parkeren. Ze zijn het hier niet mee eens en benaderen de ombudsman voor hulp. De ombudsman doet navraag bij Parkeren. Helaas is de wens van zijn zoon om dichterbij zijn huis in een parkeergarage te parkeren niet realistisch gezien de huidige parkeerdrukte in de stad. De mogelijkheid om je auto gratis in een parkeergarage te kunnen parkeren is geen recht, maar een gunst van de gemeente. Weliswaar uit eigen belang omdat de gemeente graag de auto van de straat af wil, maar de burger kan aan deze toewijzing van een garage geen enkel recht ontlenen. De toewijzing van de parkeerplek is derhalve conform het beleid van de gemeente Amsterdam uitgevoerd. In de uitvoering van dit beleid, specifiek in het dossier van haar zoon, heeft de ombudsman geen onregelmatigheden of onbehoorlijkheden kunnen constateren. Het dossier wordt gesloten.