Een vergunninghoudster parkeert haar auto in Amsterdam en gebruikt deze de volgende dag niet. Kort hierop ontvangt zij voor de twee dagen afzonderlijk een boete voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats. Hierop neemt haar echtgenoot contact op met Dienst Stadstoezicht. Hij voert aan dat hoogstens de bumper of een klein stuk van de achterwielen hebben kunnen uitsteken boven de gehandicaptenparkeerplaats zonder overlast voor de gebruiker daarvan. Voorts klaagt hij over de dubbele bekeuring. De dienst verklaart de klacht ongegrond. De man wendt zich tot de Gemeentelijke Ombudsman, die een hoorzitting belegt. Tijdens de hoorzitting licht de verbalisant zijn constatering dat de auto met meer dan 2 meter in de gehandicaptenparkeerplaats stond toe. Verder deelt de dienst mee dat er geen werkwijze of instructie bestaat die voorschrijft dat contact wordt gezocht met de vergunninghouder wanneer dezelfde overtreding een volgende dag weer wordt geconstateerd. Daarnaast blijkt tijdens de hoorzitting dat de man beroep heeft ingesteld bij de Officier van Justitie vanwege het tweemaal bekeuren voor hetzelfde feit. Deze heeft de tweede boete vernietigd. De beleidslijn is dat een tweede boete niet hoeft te worden betaald. Hierover zal de dienst zijn medewerkers informeren.
De ombudsman sluit zich aan bij de beleidslijn van de Officier van Justitie en overweegt verder dat de dienst eerst had moeten proberen de situatie met een minder ingrijpend middel op te lossen: een telefoontje met de vergunninghouder. Zo had de dienst het probleem van de gehandicapte kunnen oplossen en een dubbele bekeuring van dezelfde overtreding kunnen tegengaan.