Een hulpverlener neemt namens een alleenstaande moeder contact op met de ombudsman. Hij vertelt dat het gezin structureel geld tekort komt en nu haar partner is overleden de financiële problemen nog groter zijn. Volgens de hulpverlener is de situatie zo schrijnend dat er sprake is van jarenlange armoede en het gezin onder zeer slechte omstandigheden leeft. De ombudsman onderzoekt het inkomen. Hij vindt dat de voorziening 'Hulp bij laag inkomen' voor het gezin nodig is, maar het inkomen een belemmering vormt. Hij vraagt de gemeente om op grond van de omstandigheden de voorziening toe te kennen. De gemeente kent de voorziening toe. De ombudsman begrijpt dat er in dit soort gevallen de voorziening extra noodzakelijk is, maar het beleid dit niet toelaat. In een andere zaak is dit onderwerp ook behandeld. De gemeente is hiervan op de hoogte en is dit aan het onderzoeken. De ombudsman sluit het dossier.