Een man bezoekt het inloopspreekuur omdat hij een pro forma bezwaarschrift heeft ingediend tegen de vergunning voor de bouw van een collegegebouw door de Universiteit van Amsterdam. Hij kiest voor een pro forma bezwaarschrift omdat hij eerst de documenten van de afdeling Vergunningen moet ontvangen. Hiervoor heeft hij een Wob-verzoek ingediend. Het pro forma bezwaarschrift heeft de man ingediend namens een bewonerscommissie, maar de bewonerscommissie voldoet niet aan de eisen om als belanghebbende te worden aangemerkt. Hij heeft hierover telefonisch contact gehad met de gemeente en afgesproken dat hij daarom in persoon de procedure wil doen (dan is hij namelijk wel belanghebbende). Wanneer hij zijn bezwaren vervolgens in eigen naam aanvult wordt zijn bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard wegens een niet verschoonbare termijnoverschrijding. Het bezwaar zou te laat zijn ingediend omdat hij het pro forma bezwaarschrift niet namens zichzelf heeft ingediend. De ombudsman vindt het onbehoorlijk dat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk is verklaard terwijl inmiddels duidelijk was dat de man de bezwaarprocedure in persoon  had willen starten. De ombudsman besluit dan ook om dit als signaal aan te geven bij het Juridisch Bureau van de gemeente. Naast de klacht over de behandeling van het bezwaarschrift klaagt de man ook over de behandelaar van zijn bezwaarschrift. De man heeft zich bij een raadslid beklaagd over de ontvankelijkheid. Dit raadslid heeft zich met de kwestie bemoeid door de betreffende ambtenaar te mailen. Deze laatste heeft in zijn reactie enige uitlatingen gedaan over de onafhankelijkheid van een jurist. De mail is cc gestuurd aan de man, die deze opmerkingen persoonlijk opvat. De ombudsman neemt contact op met de directeur van het Juridisch Bureau. Hieruit wordt  duidelijk dat de uitlatingen niet bedoeld zijn voor de man, maar voor het raadslid. Dit wordt op verzoek van de ombudsman per brief bevestigd. De ombudsman gaat daarmee over tot sluiting van het dossier.