Een Amsterdammer meldt zich bij de ombudsman vanwege de (stank)overlast die hij ondervindt van een mobiel toilet pal voor zijn woonboot. Deze is geplaatst door een aannemer die bij de buren de verbouwing uitvoert. In eerste instantie klaagt de man niet, omdat hij denkt dat het mobiele toilet er maar voor korte duur zou staan. Na verloop van tijd ervaart de man echter meerdere vormen van overlast; aanvankelijk hing er een rioollucht in de wijdere omgeving, maar na geruimere tijd hangen er dampen van chemicaliën waarmee het toilet is gevuld. Daarnaast is door de plaatsing van het mobiele toilet en een puincontainer rond de ingang van de woonboot een duistere nis ontstaan, die veelvuldig door voorbijgangers als toilet wordt gebruikt en dit leidt weer tot vandalisme. De aannemer rekent het daarbij niet tot zijn taak om de urine en faeces regelmatig te verwijderen. Hierdoor is het mobiele toilet op een gegeven moment overvol, maar toch blijven de werknemers van het aannemersbedrijf het mobiele toilet gebruiken. De man heeft hierover meerdere keren zijn beklag gedaan bij zowel de aannemer als de gemeente, maar hier wordt volgens de man niets mee gedaan. Omdat de overlast inmiddels zo groot is, schakelt hij de ombudsman in voor bemiddeling. De ombudsman informeert bij Stadsdeel Centrum naar de klacht. Hier blijkt dat de man geïnformeerd is over hoe hij de stankoverlast kon laten verwijderen door te bellen met het telefoonnummer van Reiniging. Zij kunnen namelijk met een zogenaamde Wapwagen en een geurtje zorgen dat het beter gaat ruiken. Meer is er niet bekend. Als de ombudsman een onderzoek wil starten, blijkt dat het mobiele toilet plot is verwijderd. De Amsterdammer laat de klacht dan ook vallen. Het dossier wordt gesloten.