Op het spreekuur van de ombudsman komt een ondernemer met een kookschool. Hij meldt een goed lopend bedrijf te hebben. Hij geeft tot nu toe op steeds wisselende locaties kookcursussen. Hij wil zich echter graag vestigen op een vast locatie, omdat het verkrijgen van een huurlocatie steeds moeilijker wordt. Na lang zoeken heeft hij een geschikt pand gevonden en overeenstemming bereikt met de verhuurder over de huurprijs. Binnen het stadsdeel krijgt hij naar zijn mening tegenstrijdige informatie over de vraag of een kookstudio zich uitsluitend op een horecabestemming mag vestigen of dat een gemengd 1 bestemming ook mogelijk is. Voor hem hangt hier het voortbestaan van zijn onderneming van af: panden met een horecabestemming zijn te duur voor het soort onderneming dat hij heeft. Bovendien is er in het recente verleden ook een andere kookschool geweest die op een gemengd 1 locatie toestemming kreeg. Hoewel het voedsel na de kooklessen wordt gegeten en er alcohol wordt geschonken, wijst hij op het educatieve karakter van het koken. Naar zijn mening valt het daarom niet onder horeca. Voor het pand dat hij nu heeft gevonden, is er op korte termijn duidelijkheid nodig omdat hij vreest dat het anders naar een andere gegadigde zal gaan. Mondeling heeft hij te horen gekregen dat er een negatieve beslissing volgt wanneer hij een officiële aanvraag indient, maar tijd om dat af te wachten heeft hij niet. De klacht van de man over de gang van zaken en de tegenstrijdige informatie gedurende de afgelopen periode, stuurt de ombudsman door naar de klachtencoördinatie van het stadsdeel zodat die daarop kan reageren. Omdat duidelijkheid over het pand spoedeisend is, dringt de ombudsman er bij het stadsdeel op aan om op korte termijn tot een helder en duidelijk antwoord te komen namens alle afdelingen die hierin een rol spelen. Acht dagen later laat het stadsdeel weten dat de man zijn kookschool mag vestigen op de locatie met bestemming gemengd-1. De ombudsman kan het dossier sluiten.