Een man vraagt een parkeervergunning aan om te mogen parkeren op de dijk. Zijn aanvraag wordt afgewezen omdat hij volgens de gemeente op eigen terrein plaats heeft voor zijn auto. De man zegt dat hij niet van zijn eigen terrein gebruik kan maken, omdat een auto de fundering van zijn 400 jaar oude woning zou beschadigen. Ook loopt de afrit van de dijk te steil af. In bezwaar worden zijn argumenten van tafel geveegd. De ombudsman geeft de man in overweging mee om in beroep te gaan. Zolang de beroepstermijn openstaat, is de ombudsman bovendien niet bevoegd onderzoek te doen. De ombudsman sluit het dossier.