Een moeder vraagt de ombudsman om hulp bij het vinden van een woning in Amsterdam. Na het verbreken van haar relatie is ze op zoek naar een woning voor haar en haar zoon. Ze wil graag dat haar zoon in een straal van tien kilometer van zijn school kan wonen maar komt vooralsnog voor geen enkele woning in aanmerking omdat ze zich pas een aantal maanden geleden heeft ingeschreven op Woningnet. Ze zou graag zien dat de kinderombudsman zorgt voor een voorrangsregeling voor kinderen. De ombudsman legt de vrouw uit hij in zijn werk veel mensen treft met huisvestingsproblematiek. Helaas kan hij in individuele gevallen niet voor een huis zorgen. Gelukkig komt de vrouw wel in aanmerking voor de voorrangsregeling voor zorgpersoneel. Tot april heeft ze bovendien een tijdelijke woning en voor overbrugging na die tijd kan ze terecht bij familie, waardoor ze geen beroep hoeft te doen op de noodopvang. Zij laat de ombudsman weten dat ze haar klacht indiende op een moment dat ze het allemaal even niet meer zag zitten. Nu haar wanhoop wat is afgenomen zoekt ze vol goede moed verder naar woningen. De ombudsman sluit het dossier.