Een man woont op een woonboot en verhuurt een tweede woonboot. Daarnaast heeft hij een plezierboot. Hij constateert dat voor de eerste twee boten het liggeld in twee jaar is verdubbeld. Voor de plezierboot moet hij in 2020 € 1.250,- liggeld betalen terwijl dat in2019 nog € 750,- was en 8 jaar geleden € 350,-. Al deze gemeentelijke belastingen samen staat gelijk aan twee netto maandsalarissen. Hij doet zijn beklag bij de ombudsman dat deze exorbitante stijgingen zijns inziens onfatsoenlijk zijn. De ombudsman laat de man weten geen onderzoek te kunnen doen naar de (hoogte) van het liggeld. De tarieven worden namelijk door de gemeenteraad en het bestuur vastgesteld. De ombudsman sluit het dossier.