Een hulpverlener wendt zich tot de ombudsman met verschillende klachten over de opvangsituatie van ongedocumenteerden tijdens de coronacrisis. Deze mensen worden opgevangen op verschillende locaties verspreid over de stad. De grootste groep zit in de Sporthallen Zuid, terwijl de dagbesteding in Noord zit. 's Ochtends moeten ze de sporthallen uit, zonder dat ze ergens anders heen kunnen. Daarnaast zijn er klachten over maaltijden en bejegening door de bewakers. De ombudsman besluit de locatie te bezoeken, maar constateert niet direct onregelmatigheden. Wel vindt hij dat de vrouw als hulpverlener direct contact moet kunnen hebben met de coördinatie van de opvanglocaties. Hij draagt de klachten warm over aan het klachtenteam en de vrouw houdt hem op de hoogte over de situatie op de locaties. De ombudsman is zich ervan bewust dat ongedocumenteerden tijdens deze crisis extra hard getroffen worden en kijkt in breder verband naar de relatie tussen de overheid en deze groep.