Een hulpverlener meldt zich bij de Kinderombudsman. Zij zit met een zaak in haar maag waarbij een man graag een omgangsregeling wil met het kind waarvan hij de donorvader is. De man heeft na zijn donorschap een relatie met de moeder van het kind gehad, deze relatie is inmiddels beëindigd. De hulpverlener weet dat de man in een buurland is veroordeeld wegens o.a. een ernstig zedendelict met een kind. Daarbij heeft de man onlangs een gebiedsverbod gekregen in de buurt van een basisschool. Dit maakt onbegeleid contact met zijn kind onwenselijk. De man wil zijn omgangsverzoek aan de rechtbank voorleggen. De rechtbank is echter niet op de hoogte van zijn veroordeling. De hulpverlener doet daarom een melding bij Jeugdbescherming, maar die is volgens de hulpverlener van mening dat deze informatie vanwege de privacywetgeving niet met de rechtbank gedeeld kan worden. Wanneer de Kinderombudsman navraag doet, blijkt dat er sprake is van miscommunicatie. De gezinsmanager van Jeugdbescherming laat weten dat informatie over vader niet met andere partijen te mogen delen, zoals scholen ziekenhuizen, maar wél met de rechtbank. Dit zal dus ook gebeuren.