Een vrouw belt de ombudsman omdat ze een klacht in wil dienen over Samen Doen. Ze heeft een slechte relatie met haar dochter, die op minderjarige leeftijd uit huis is geplaatst. De dochter koestert veel wrok jegens moeder, maar is inmiddels meerderjarig. Via Samen Doen moet de relatie verbeterd worden. De moeder is echter niet te spreken over haar huidige casemanager die volgens haar keer op keer afspraken op het laatste moment afzegt. Dat is volgens de  vrouw niet te doen. Ze heeft haar onvrede besproken met de teammanager en die zou eerst telefonisch hebben gezegd dat ze geen nieuwe casemanager krijgt. Later ontvangt ze een mail dat ze wel een nieuwe casemanager kan krijgen, maar alleen als ze eerst nog eens in gesprek gaat met de huidige. Dit om te bekijken waarom het niet heeft gewerkt en hier van te leren. De ombudsman vindt dit geen vreemd verzoek. Hij legt de vrouw uit dat het haar vrij staat om een klacht in te dienen, maar dat een klachtencommissie en een ombudsman alleen iets kunnen zeggen over het proces. Als haar klachten gegrond worden bevonden is de volgende stap logischerwijs hetzelfde als het voorstel zoals de teammanager nu doet in zijn laatste mail. Een klachtenprocedure zal de vrouw dan ook niet veel verder brengen. De ombudsman adviseert de vrouw daarom toch eerst nog op het aanbod van de teamleider in te gaan.