Een inwoner van Amsterdam vraagt in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning een bruikleenauto aan bij de gemeente. Zijn aanvraag wordt afgewezen. Er volgt een juridische procedure tot aan de Centrale Raad van Beroep. Tijdens de zitting bij de Raad komen de inwoner en de dienst tot overeenstemming: de dienst kent de bruikleenauto toe. Het duurt meer dan zeven maanden voordat de man de bruikleenauto eindelijk ontvangt.
De dienst vertelt de Gemeentelijke Ombudsman dat er een werkachterstand was. En ook na de bestelling van de auto duurde het nog meer dan twee maanden voordat hij uiteindelijk gereed was voor aflevering bij de inwoner. De dienst heeft extra mensen ingezet en de interne procedures aangepast. Dat moet de doorlooptijd van aanvragen zoveel mogelijk verkorten.
De Gemeentelijke Ombudsman vindt dat er niet slagvaardig en voldoende snel is opgetreden. Daarom oordeelt hij dat het vereiste van voortvarendheid, één van de behoorlijkheidsvereisten waaraan hij toetst, is geschonden.