Rapporten en zaakverslagen
Bruikleenauto op onjuiste gronden niet toegekend
03-12-2010
Een vader vraagt een bruikleenauto aan voor sociaal en medisch vervoer van zijn 13-jarige zoon en zijn gezin. Zijn zoon is op jonge leeftijd ernstig gehandicapt geraakt en is inmiddels te groot geworden om in de eigen auto getild en vervoerd te worden. De aanvraag wordt na maanden afgewezen en de vader gaat in bezwaar. Ook dan duurt het een half jaar voordat de dienst uitspraak doet; de vader krijgt geen bruikleenauto omdat zijn zoon op medische gronden gebruik kan maken van het Aanvullend Openbaar Vervoer (AOV). Verder stelt de dienst dat medisch vervoer niet onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) valt. Het gezin acht de oplossing niet compenserend, onder andere omdat het geen ruimte biedt voor spontane afspraken. De vader wendt zich tot de ombudsman, die een hoorzitting houdt.
Tijdens de hoorzitting komt aan de orde dat de dienst zich primair richt op de vervoersbehoefte van de zoon, die uit planbare afspraken bestaat. De overige (niet medische) aspecten zijn van ondergeschikt belang. Wel zijn ze meegewogen, ook als dit niet uit de beslissing op bezwaar blijkt. De gemeente voldoet aan de compensatieplicht wanneer wordt gekozen voor de goedkoopst adequate voorziening, aldus de dienst.
De ombudsman acht de stelling van de dienst dat medisch vervoer niet onder de Wmo valt in strijd met uitspraken van de Centrale Raad voor Beroep. Dit geldt ook voor de opvatting over de compensatieplicht. Nu verder uit de beslissing op bezwaar niet blijkt hoe de andere aspecten dan de medische meewegen, is het motiveringsvereiste geschonden. Tot slot is bij de behandeling van het bezwaarschrift het voortvarendheidvereiste geschonden.
Aanbeveling
De ombudsman beveelt de wethouder Zorg aan te bevorderen dat de beslissing op bezwaar inzake de nieuwe aanvraag wordt genomen met inachtneming van de overwegingen van dit rapport.