Rapporten en zaakverslagen
Wachten op een Canta
10-11-2010
Een 82-jarige gehandicapte Amsterdammer vraagt in augustus 2007 een gesloten buitenwagen (Canta) aan bij de gemeente ter vervanging van zijn eigen 18 jaar oude auto. De aanvraag wordt afgewezen. De man maakt bezwaar en de gemeente kent de buitenwagen in augustus 2009 alsnog toe, mits de man zijn eigen auto wegdoet. Omdat de man dan geen vervoersvoorziening meer heeft, is er een nieuwe situatie ontstaan en kan hij een aanvraag voor de Canta indienen. Omdat de man in die tijd zonder vervoer zou zitten, gaat hij in beroep tegen de eis om zijn auto van de hand te doen. Tijdens de zitting in oktober 2009 zegt de dienst voor de periode van vier weken tussen afstand van de auto en levering van de Canta een taxikostenvergoeding toe. Deze wordt pas vanaf februari 2010 uitbetaald. De man trekt zijn beroep in en krijgt vier maanden later, op 1 april 2010, zijn Canta. Eind mei 2010 overlijdt de man. De Canta heeft hij niet meer kunnen gebruiken.
Zijn gemachtigde legt de zaak aan de Gemeentelijke Ombudsman voor.
De ombudsman toetst de zaak aan het evenredigheidsvereiste. Dat houdt in dat een bestuursorgaan zijn doel bereikt op een manier die het minst ingrijpend voor de burger is (subsidiariteit) en dat die manier in evenredige verhouding staat tot het te bereiken doel (proportionaliteit). De Dienst Wonen, Zorg en Samenleven had de minst ingrijpende procedure voor het verstrekken van de Canta moeten volgen en de gekozen procedure had in redelijkheid van de burger moeten kunnen worden gevergd. De eis om afstand te doen van de eigen auto was ingrijpend, omdat het tot gevolg had dat de man tijdelijk geen vervoersvoorziening had. Het indienen van een nieuwe aanvraag was geen redelijke eis omdat de Canta al was toegekend.
De dienst heeft zich daarom niet aan het evenredigheidsvereiste gehouden, vond de Gemeentelijke Ombudsman.
Aanbeveling
De wethouder Zorg wordt verzocht te bevorderen dat de Amsterdamse regelgeving met het oog op de in de Wmo vastgelegde compensatieplicht voorziet in een soepele overgang van de ene naar de andere voorziening, waarbij de voor de aanvrager minst bezwarende wijze het uitgangspunt is.