Een vrouw ontvangt een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand van de Dienst Werk en Inkomen. In april, mei en juni 2010 houdt de dienst zonder toelichting een bedrag in op haar uitkering. Ze vraagt de dienst vanaf mei 2010 om een nadere toelichting op de inhoudingen, maar deze blijft uit. De vrouw dient hierover begin juli 2010 een klacht in bij de dienst, maar ook daarop volgt geen inhoudelijke reactie.
Uit onderzoek van de ombudsman blijkt dat de dienst de vrouw pas een half jaar nadat zij daar voor het eerst om had gevraagd, een nadere toelichting heeft gegeven op de inhoudingen. Daarnaast heeft de dienst pas na vier maanden inhoudelijk gereageerd op de klacht van de vrouw.
De Ombudsman is van mening dat de dienst de vrouw binnen een redelijke termijn informatie had moeten verschaffen. Ook had de dienst de klacht van de vrouw binnen de voorgeschreven termijn van zes, maximaal tien weken moeten afhandelen.