Bij de flats aan de Van Nijenrodeweg in Amsterdam zijn kleine en grote garages. De grote garages zijn de helft groter dan de kleine garages. De Dienst Belastingen Gemeente Amsterdam (DBGA) stelt dezelfde WOZ-waarde vast voor de kleine en de grote garages. Een eigenaar van een kleine garage is het hier niet mee eens en tekent bezwaar aan. DBGA geeft aan dat bij de bepaling van de WOZ-waarde gekeken wordt of er één of meerdere auto’s in de garage geparkeerd kunnen worden. Met oppervlakte wordt geen rekening gehouden. DBGA volstaat, wat dat betreft, met de mededeling: “Het door u in uw brief aangehaalde kan niet tot een andere conclusie leiden”.

Deze motivering schiet tekort. Evenals de algemene redenering van de dienst dat niet de oppervlakte maar alleen het aantal auto’s ertoe doet. Bij verschillen in de orde van 50% is deze redenering ondeugdelijk. Het voorgaande is aanleiding voor de ombudsman om twee aanbevelingen aan het rapport te verbinden.

Aanbeveling 1

De ombudsman verzoekt de wethouder Financiën te bevorderen dat het beleid van DBGA ten aanzien van de waardebepaling van garages zodanig wordt aangepast dat aanzienlijke verschillen in oppervlakte worden meegewogen bij de bepaling van de WOZ-waarde.     

Aanbeveling 2

De ombudsman verzoekt de wethouder Financiën te bevorderen dat er een herbeoordeling van het bezwaarschrift plaatsvindt waarbij rekening gehouden wordt met hetgeen de ombudsman in deze zaak heeft overwogen. 

Opvolging

DBGA heeft de ombudsman laten weten dat bij de prijsstelling van garageboxen het gebruiksnut een grotere invloed heeft dan het daadwerkelijke aantal vierkante meters. Wanneer de oppervlakteverschillen leiden tot een groter gebruiksnut, hetzij doordat er meerdere auto's kunnen worden gestald, hetzij doordat de resterende ruimte als opslagruimte kan worden gebruikt, zal dit tot uitdrukking worden gebracht in een hogere of lagere waarde. Dit specifieke geval geeft DBGA geen aanleiding om de eerdere uitspraak op het bezwaarschrift te herzien.