Rapporten en zaakverslagen
Falende indicering door MO-zaak
06-02-2013
Een vrouw lijdt aan een ziekte van het zenuwstelsel. Zij is voor haar mobiliteit afhankelijk van haar auto en moet haar rijbewijs verlengen. Het CBR verklaart haar geschikt om te rijden, mits er een aantal aanpassingen aan haar auto worden verricht. Bij WZS dient zij een aanvraag voor een autoaanpassing in op grond van de Wmo. Haar aanvraag wordt afgewezen op basis van een onderzoek van de MO-zaak. De MO-zaak indiceert een andere voorziening, namelijk aanvullend openbaar vervoer. De vrouw gaat in bezwaar en voert verscheidene verklaringen en rapportages van het CBR en medische deskundigen aan die haar standpunt ondersteunen. WZS verklaart het bezwaar ongegrond. De vrouw gaat in beroep, maar voordat de zaak bij de rechtbank dient besluit WZS alsnog de gevraagde voorziening toe te kennen. Uit onderzoek van de ombudsman blijkt dat het advies van de MO-zaak aan WZS gebreken bevat. De MO-zaak is voorbijgegaan aan het oordeel van het CBR over de rijgeschiktheid van de vrouw en heeft onvoldoende oog gehad voor de verklaring van medische deskundigen. Deze gebreken hadden zowel reeds gedurende de behandeling van de initiƫle aanvraag als tijdens de behandeling van het bezwaarschrift door WZS ontdekt moeten worden. Doordat dit niet is gebeurd heeft de vrouw ruim anderhalf jaar moeten wachten alvorens de gevraagde voorziening werd toegekend. Gelet op het feit dat het rijbewijs van de vrouw drie jaar geldig is acht de ombudsman deze gang van zaken onaanvaardbaar. De ombudsman acht het, in het licht van het voorgaande, onbegrijpelijk dat de dienst door de rechter moest worden gedwongen om de proceskosten te vergoeden.